In het nieuwe magazine Pulse van de Epilepsievereniging Nederland is bijgevoegd interview geplaatst over mijn leven met epilepsie. Ik vond het spannend om mezelf zo bloot te geven en hiermee naar buiten te treden. Maar ook blij met deze kans om te vertellen over hoe epilepsie naast een fysieke beperking ook een confrontatie is met mezelf: hoe ga ik om met de angst, stress en omgevingsreacties die het oproept? Dan gaat het niet langer over mijn epilepsie, maar over: wie ben ik, hoe ben ik gevormd en hoe bepaalt dat mijn handelen. In die zin is mijn beperking vooral een drijfveer geweest voor persoonlijke groei. Persoonlijke groei die ook professioneel haar vruchten afwerpt: thema’s als angst en diversiteit in organisaties kan ik vanuit ervaringsdeskundigheid bespreekbaar en hanteerbaar maken. Dat geeft mensen een veilig gevoel!
Zondag het fantastische theatercollege ‘Van Angst naar Vrijheid’ van Damiaan Denys bijgewoond. Over waarom we onze kostbare vrijheid inruilen voor de lege illusie van controle. En over waarom we onze angst vrezen, terwijl die ons de weg naar vrijheid toont. Met tal van inspirerende voorbeelden waarin hij angst, vrijheid en alles daartussenin weet terug te brengen tot de essentie. Zomaar eentje:
‘Het succes van het terrorisme is niet het terrorisme, het succes van het terrorisme is de angst voor het terrorisme’.
Zijn oproep tot meer zelfonderzoek naar onze eigen angsten om tot betere keuzen te komen was uit het hart gegrepen. Want angsten zijn gebaseerd op eigen denkbeelden en niet op feiten. Die denkbeelden onderzoeken brengt nieuwe perspectieven en opent nieuwe deuren. En dat is precies wat ik veel van mijn opdrachtgevers zo gun en waarom ik Floris – Doorleefd Organiseren in de wereld heb gezet: stoppen met vooruit vluchten in ‘continu veranderen’ en ‘denken uitbesteden’ aan adviseurs. Tijd durven nemen om eigen taaie vraagstukken zelfstandig te doorleven en de essentie te ontdekken. Dan blijkt het antwoord of de weg daar naar toe vaak een stuk eenvoudiger. Oftewel: vertragen om te versnellen!
Of ik mezelf als adviseur hiermee niet overbodig maak? Een angst voor latere zorg!
De waarde van mijn conferentie in Sydney heeft zijn prijs ruimschoots overtroffen. Niet in de laatste plaats vanwege de enscenering: 150 wetenschappers die samen komen in een pretentieus, nieuw faculteitsgebouw ontworpen door Frank Gehry (http://www.uts.edu.au/partners-and-community/dccw), om te praten over ruimte als sociaal of organisatorisch fenomeen. Met opvallend veel bijdragen over nieuwe en flexibele huisvestingsconcepten op universiteiten. Een garantie voor hartstochtelijk (non) wetenschappelijk debat, waarin empirie, theorie en persoonlijke emoties naadloos in elkaar overliepen! Precies wat deze thematiek zo spannend maakt! En vanzelfsprekend fungeerde de plek van samenkomst, Gehry’s Dr Chau Chak Wing Building, als een dankbaar referentiepunt. Mijn afdronk?
Het is onmiskenbaar een uniek en fascinerend gebouw dat letterlijk een gezicht geeft aan de universiteit en haar faculteit, of je het nu mooi vindt of niet. Alle bewoners die ik sprak waren oprecht trots om in dit gebouw te mogen werken, ongeacht de beperkingen die het met zich meebracht. Beperkingen die maar weer eens duidelijk maakten dat gebouwarchitecten niet per definitie goede interieurarchitecten zijn: de werkomgeving legde ongenadig de gedwongen compromissen bloot tussen ontwerper, bewoners en beslissers, opgelegd door de uitgesproken visie en ideeën van de gebouwarchitect. En mede mogelijk gemaakt door bestuurders die zich in hun onwetendheid lieten meeslepen in de liturgie van de gebouwarchitect. En wat deden de bewoners? Die zuchtten nog eens diep, gingen weer aan het werk en maakten er het beste van. Wat dat betreft niets nieuws onder de zon, ook in Sydney niet.
De vraag die mij blijft bezig houden: zou het gebouwontwerp er anders uit hebben gezien als het was benaderd als een organisatie(ontwerp)vraag?
Er was één persoon die een antwoord had op mijn vraag: Frank Gehry himself.
Momenteel verblijf ik in Sydney voor een conferentie. Een bezoek aan Harbour Bridge maakte enorm veel indruk op mij. Niet alleen vanwege de indrukwekkende feiten (https://nl.wikipedia.org/wiki/Sydney_Harbour_Bridge). Nog veel meer door de getoonde durf en moed om 100 jaar geleden te besluiten om een brug te bouwen met 8 rijstroken. Dat terwijl er nog amper auto’s rondreden en niemand kon voorzien dat het autoverkeer zo’n groei zou doormaken. Terwijl de realisatie plaatsvond midden in de crisisjaren en tussen twee wereldoorlogen in die een zware wissel trokken op Australië. In de bizarre wetenschap dat de brug op zichzelf alleen maar geld kost, vanwege het onophoudelijke onderhoud van het staal en de 6.000.000 verbindingsnagels die de brugdelen bij elkaar houden. Toch is de brug een economisch wonder gebleken: de iconische betekenis voor de stad Sydney, Australië en onze technologische vooruitgang trekt een onophoudelijke stroom van toeristen aan, waardoor het vervangen van de brug een historische fout zou betekenen. De vraag die mij blijft bezig houden: was het een vooruitziende blik of lyrische hoogmoed die de geschiedenis ons nalaat?